De bassette is een Belgisch kippenras dat is ontstaan in de omgeving van de stad Luik (Liège). De dieren zitten qua formaat tussen een krielkip en een hoen in, waardoor ze ook wel worden bestempeld als een halfkriel. Ze komen voor in diverse kleurslagen, waarbij de kleur parelgrijs-zilverkwartel een unicum is voor dit ras: deze kleurslag wordt bij geen enkel ander kippenras waargenomen. De hennen van dit ras staan bekend als goede broedsters en moederkloeken, ook leggen ze een goed aantal eitjes per jaar, ongeveer 170 stuks.
De bassette staat ook bekend onder de volgende namen:
De bassette komt uit de Belgische stad Luik.
Hoe het ras precies is ontstaan, en in welke periode dit is geweest, is niet geheel duidelijk. Wel is men van mening dat lokale, zeer kleine boerenhoenders van het landhoentype aan de wieg hebben gestaan bij de totstandkoming van de bassette. Mogelijk zijn er hier ook nog andere krielen op ingekruist. Wel is duidelijk dat de bassette al in de 19e eeuw is ontstaan – of eerder – daar begin twintigste eeuw regelmatig bassette-hennen werden ingezet als broedkip in de fokkerij van fazanten en patrijzen.
Het ras wordt ook wel Luikse bassette genoemd, wat aangeeft dat deze krielkip in de omgeving van het Belgische Luik (Liège) is ontstaan.
Wanneer je naar de bassette kijkt, zie je een klein hoen of een grote kriel. Door het formaat, wat eigenlijk tussen een hoen en kriel in zit, wordt de bassette ook wel aangeduid als halfkriel. Bassettes hebben een lang lijf en de hennen staan bekend om hun volle en diepe achterlijf: één van de kenmerken van een goede legster. Hanen hebben een gewicht van 900 tot 1000 gram, hennen zijn iets lichter met 800 tot 900 gram.
De staart van de bassette wordt vrij hoog gedragen en is bovendien goed gespreid. Hanen hebben bovendien een volle, brede sierbevedering in de staart. Hoofdsikkels en bijsikkels zijn bij de haan lang, breed en goed gebogen.
De vleugels worden niet strak opgetrokken, maar eerder wat schuin naar beneden gedragen. De kop van een bassette is vrij groot en bovenop de kop is een middelgrote kam aanwezig. Wanneer een hen aan de leg is, moet de kam bij voorkeur aan de achterzijde wat omvallen. De oorlellen van een bassette zijn altijd wit en de ogen behoren donkerbruin te zijn. De looppoten zijn leiblauw van kleur.
Binnen het ras worden een aantal kleuren erkend, namelijk:
Niet alle kleuren worden in alle landen erkend en gefokt.
De bassette kan uitstekend vertoeven in een beperkte ren, maar de dieren genieten liever de vrije uitloop. De dieren staan bekend om hun actieve, sterke en vitale karakter. Ondanks hun actieve gedrag zijn bassettes redelijk rustig en kunnen ze prima tam gemaakt worden wanneer de vaste verzorger hier de tijd voor neemt.
De bassette is een typisch legras. De hennen leggen zo’n 170 witte eitjes per jaar, met een gewicht van ongeveer 40 gram per ei. De hennen staan bekend om hun broedsheid en als goede moederkloek. Mede om die reden worden bassette-hennen vaak ingezet als pleegmoeder voor fazanten en patrijzen. Ondanks hun goede broedsheid is de aanleg tot broedsheid niet overdreven sterk en zal de broedsheid bij de meeste hennen pas later in het voorjaar optreden.
De bassette is oorspronkelijk onstaan als legras, maar wordt tegenwoordig ook veel gehouden als sierras.
Het ras werd in het begin van de 20e eeuw veel gebruikt als broedkip voor de fokkerij van fazanten en patrijzen.
Interessant om te weten is dat de kleurslag parelgrijs-zilverkwartel alleen bij de bassette voorkomt. De kleurslag is eigenlijk zilverkwartel, maar het zwart is vervangen door de kleur parelgrijs. Resultaat is een fraaie pastelkleur. Een nadeel van deze kleur is dat het gen die voor deze kleur zorgt, ook de structuur van de veren aantast. Deze aantasting van de veren is vooral terug te zien in de smalle hoofd- en bijsikkels van de haan, die wat gerafeld van structuur zijn.
Lees ook onze laatste artikelen:
Of bekijk en volg ons Instagramaccount: